-
1 faufiler
faufiler [foofielee]1. v 2. se faufilerv2) zich kronkelen (door) [weg] -
2 winden
winden1 winden, ophijsen2 winden, wikkelen♦voorbeelden:1 zich winden, wikkelen♦voorbeelden:eine gewundene Treppe • een wenteltrapsich durch die Menschenmenge winden • zich een weg door de mensenmenigte banen -
3 durchschlängeln
durchschlängeln, sich1 (zich) kronkelen, slingeren door♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 sich durch die Gesetze durchschlängeln • tussen de klippen van de wetten door manoeuvreren -
4 wind
n. wind; storm; ademhaling; blaasinstrument; wind (laten); tip; praat zonder inhoud; neiging--------n. wind; windstreek; tocht; lucht, reuk; adem; de blaasinstrumenten; de blazers; doelloos gepraat, gezwets--------v. omdraaien; kronkelen; verkrommen; omwikkelen, omwinden; binden; omgewikkeld worden; van richting veranderen--------v. uit laten luchten; in een blaasinstrument blazen; ruikend zoeken; moeilijk ademen; verademenwind1[ wajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 slag ⇒ (om)wenteling, draai————————wind21 wind ⇒ luchtstroom, tocht; rukwind♦voorbeelden:fair wind • gunstige windfling/throw something to the winds • iets in de wind slaan/veronachtzamen(sail) close to the/near the wind 〈 scheepvaart〉 • scherp (bij de wind) (zeilen); 〈 figuurlijk〉de grens van het oirbare/toelaatbare (raken)there's something in the wind • er is iets gaande/aan de hand♦voorbeelden:〈 informeel〉 get/have the wind up • hem knijpen, in de rats zittenget one's second wind • er weer tegenaan kunnen♦voorbeelden:¶ to the (four) winds • in het rond, alle kanten op————————wind3♦voorbeelden:————————wind4♦voorbeelden:1 winden ⇒ spoelen, draaien♦voorbeelden:1 zich slingerend banen ⇒ door/indringen2 winden ⇒ wikkelen, (op)rollen♦voorbeelden:wind back • terugspoelenwind in • binnen/inhalen 〈 van vis(lijn)〉————————wind5 -
5 wriggle
n. opwinding; beweging; het zich ervan afmaken (van probleem)--------v. kronkelen; zich bevrijden; ontvluchten (aan een probleem enz.); heen en weer schommelen; verbuigenwriggle1[ rigl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kronkel/wriemelbeweging ⇒ gekronkel/wriemel————————wriggle2♦voorbeelden:1 wriggle out of something • ergens onderuit proberen/weten te komenwriggle through the crowd • zich door de menigte heen wriemelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
6 loop
n. lus, strop; knoop; spiraaltje; nauwe opening--------v. met een lus vastmaken; zich in een lus kronkelen; stropdas knopen; een kopduikeling makenloop1[ loe:p] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 lus ⇒ strop, bocht————————loop2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 een lus/lussen maken in ⇒ met een lus vast/dichtmaken2 door een lus halen/steken -
7 wander
v. zwerven; dwalen[ wondə]5 kuieren♦voorbeelden:wander about • rondzwervenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский